taaldozen – verdwijningen van hans faverey

door johan velter

24-02-2020_hans faverey - verdwijningen

Zes nieuwe gedichten werden van Hans Faverey, de auteur die veel te vroeg in 1990 gestorven is, onder de titel Verdwijningen verzameld door Marita Mathijsen en op het einde van 2019 in een oplage van 98 exemplaren uitgegeven door de Avalon Pers. Mathijsen schrijft in haar ‘toevoeging’ hoe dit mogelijk is. in 1990 werd haar gevraagd het verzameld werk van Faverey te redigeren, dat bevatte enkel het gepubliceerde werk. Toch was er toen al de intentie ook het niet-openbaar gemaakte oeuvre te publiceren. De weduwe Lela Zečković bracht in Springvossen (2000) postuum 39 gedichten samen. Het leek alsof het werk afgerond was. Maar dat was niet zo, het probleem, zeker bij een dichter als Faverey, is het al dan niet voltooid zijn van een gedicht, er was verschil van mening. In 2010 verscheen dan het ‘echte’ verzamelde werk – er is overigens geen enkele bundel meer te verkrijgen bij zijn uitgeverij, De Bolle Blurb – liever houdt men het geld voor zichzelf. Zečković stierf in 2018 en de nalatenschap werd bestemd voor het Literatuurmuseum (ook niet de veiligste plek voor beschaafd Nederland) (‘Ook wees ze mij aan als executeur testamentair voor de literaire nalatenschap van Hans Feverey [sic] en die van haarzelf.’) (de vrouwen hebben elkaar op de zenuwen gewerkt) en tussen alle papieren vond Mathijsen een mapje met voltooide gedichten die over het hoofd waren gezien.

De zes gedichten tonen geen andere Faverey, toch is het meer dan goed dat ze gepubliceerd zijn. De poëzie van Faverey kan misschien vergeleken worden met taaldoosjes, naar analogie met muziekdoosjes en inschuifbare poppen. De woorden en zinnen in de gedichten worden verschoven, waardoor betekenissen veranderen en aan het licht komen, Tonnus Oosterhoff behoort tot deze school, het is alsof de dichter verschillende dozen op tafel heeft staan en nu uit de ene dan uit een andere doos woorden en zinnen haalt, daarbij nog een doos typografische tekens bij de hand heeft en zo tot woorddingen komt, deze zin zou onaanvaardbaar zijn als hij niet gevolgd werd door: maar waarbij de betekenis, dus het wijzen naar de werkelijkheid (waartoe de taal behoort), niet uit het oog verloren wordt, wel degelijk kijkt de dichter naar de wereld en plaatst hij daartegenover een moreel standpunt, niet als flauwe moralist, wel als taaldichter, de taal als het onderscheidene van de mens, want ook de wereld is geen ‘eenheid’, in elkaar gestoken met diverse en tegenstrijdige elementen.

Deze poëzie heeft een lichtheid meegekregen, een plezier in de woorden en de taal, en dus ook in de wereld. Toch komen in 4 van de zes gedichten dingen voor die niet noodzakelijk aangenaam zijn: moloch, het komen wanneer men niet komen moet, een gletsjermolensteen en een jaloerse god: telkens weer verstorende elementen die het mechaniek verstoren – dat is wat de dichter doet, ontregelen, beregelen, verregelen.

Het volgende gedicht bijvoorbeeld, het woord sirene krijgt 2 betekenissen mee, een derde (nl. de eerste) wordt verzwegen – het gedicht lijkt een woordenboek te zijn, maar in de tweede strofe wordt de sirene als het geluid dat de werkdag afsluit, geduid: de betekenis is dus verschoven van een externe realiteit naar een interne, eerst gaat het over de mythologie, dan de economie, het alledaagse om te eindigen met de poëzie. En de woorden brengen die verschuiving met zich mee: fabelmeisje-fabrieksmeisje; verminken-afmaken; afzetten-beëindigen. Waarom is het fabelmeisje verminkt? Ze is half vrouw, half vogel (of vis). Verwijst ‘meer niet’ in klanken naar ‘meermin’ – de latere vorm van de sirene? De zang van de sirene wordt hier een fabriekssignaal – beide geluid, beide verbeid. En waarom wordt geen uitleg gegeven bij 1? Omdat de sirene ís: het woord is zichzelf, pas daarna komen de betekenissen. Het ‘Tot morgen’ kan gelezen worden als een afscheidsgroet, maar ook als een mededeling, we zijn van nu tot morgen klaar, morgen een nieuwe dag.

De sirene – dat is
1; het verminkte fabelmeisje,
dat is 2; de turbine
afzetten, dat is 3.
Meer niet?

Meer niet. Klaar
voor vandaag.

Tot morgen.