Ik vertrek, hoewel ik niet wijs ben : op mijn eigen stomme manier ben ik tweehonderdzeventig jaar geworden. O vreugde in het rijk der levenden te wonen en te eten zolang de lepel in de brijpot sta.
Hannah van Binsbergen, uit ‘Histories Kokanje’ in Kokanje, 2022
Beeld : enkele details uit Peeter Baltens’ ‘Parabel van de gelijkenis van het onkruid onder het tarwe’, ca 1570 (Zoals steeds : klikken op het eerste beeld, een dia-voorstelling ontvouwt zich en de beelden tonen zich volledig.)
De maand is uitgebalanceerd en snel En jong en snaat’rend als een eendenkom; De nachten zijn te kort en noord’lijk hel En kant’len makk’lijk naar de ochtend om.
Dit is het ergst: men kent die nachten wel, Dat men zich wentelt om en om en om In ’t lauwe bed, terwijl een Turksche trom Van verre kermissen de zielsrust kwelt.
Alles in bloei, en alles hangt te bengelen En daagt de zwaartekracht uitbundig uit En vliegt en zweeft en doet wat ’t niet kan laten.
En wie des nachts een draaiorgel hoort jengelen Droomt kort en bondig van de acrobaten Die, vallend, door een koord worden gestuit.
Simon Vestdijk, ‘Juni’ uit Rondgang door het jaar, in Verzamelde gedichten, 1971
Pierrot: Avec son or, avec son bien, Il faut mourir et c’est la fin.
Barbe-bleue : drame des marionnettes gantoises, selon la tradition recueillie et conservée par le Spelleke van de Muide, traduction faite sur le texte inédit In : Marionnettes de tradition populaire, Robert Guiette, Editions du Cercle d’art, Bruxelles, 1950
Ħ Petra De Sutter gaat naar de coiffeuse, de buik achteruit, de kont vooruit, haar blinkend voorhoofd staat in brand van de gedachten aan zichzelf. Petra De Sutter : Et voilà, ik weet wél iets. De coiffeuse : Ik lees de gazet en ik weet dan even veel als jij. Petra De Sutter : Maar ik weet nu iets, tsts : het is erg maar ik zal en ik zal en ik zal en het is de schuld van het seksisme. Ook in de regering. De coiffeuse trekt haar ogen open : Bij jou ? Is iedereen zo stom om in jouw onnozele muizenval te trappen, rap de aandacht verleggen naar iets anders, van je eigen onbekwaamheid naar het ontslag van Sarah Schlitz ? Petra De Sutter (citeert zichzelf, DS 29 april 2023) : Ik ben woke van voor mijn geboorte. De coiffeuse : Een klein Jezuske of een Bernadetje ? Petra De Sutter : Lach niet met mij, ik zie ook graag Sarahtje, ze heeft zo’n zacht velletje en met mijn neus kan ik in haar haar wroetelen. En pas op, ik ben van Groen en daarom mag ik daar grijpen waar ik het graag doe en bovendien ik zal ik zal ik zal. Bergen werk heeft Sarah Schlitz verzet maar niemand ziet het. Ook Ciska Hoet zegt dat. De coiffeuse, schaterlachend, citerend Petra De Suter, DS 29 april 2023 : Geen haar op mijn hoofd denkt eraan dat te veranderen. Petra De Sutter : Wat ? Denken ? Mijn haar ? Waar ? Veranderen ?
Ħ Een dag later, een coiffeuse, een andere, want de vorige is blauw geknepen. De coiffeuse : Wat een donderwolk. Petra De Sutter : Mijn pruik zit altijd scheef. De coiffeuse : Mijn collegatje heeft dat nochtans goed gedaan. Je moet je hoofd ook recht kunnen houden, hé. Petra De Sutter : Ik doe dat ook. De coiffeuse : Ook figuurlijk ? Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse, trekt grote ogen en haar schouders op : A propos, ik lees in de gazet dat je twee medewerkers op je kabinet geïnstalleerd hebt, die nog betaald worden door Bpost ook. Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse : Maar misschien hebben andere partijen jou dat gelapt. En doen zij dat ook, anders. Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse : Maar misschien hebben ze dat wel moeten doen, wetende dat je van toeten of blazen weet en jij je altijd wegsteekt achter anderen. Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse : Voilà, je pruik zit weer vastgekleefd. Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse (fluit ‘Waar de meisjes zijn’) : Die Eva Kaili wordt nu ook vervolgd voor fraude, ze heeft haar medewerkers op reis gestuurd, maar ze binnen gehouden en het geld dat ze daar van het parlement voor kreeg, in haar zakken gestoken. Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse : Heb jij ooit iets van Nathalie Sarraute gelezen ? Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse : Maar het gaat ook nog over 150 andere reizen door nog andere parlementsleden – het lijkt een maffiasysteem te zijn. Petra De Sutter : Gij seksist. De coiffeuse : Maar waarom steek jij je hand de hele tijd in je sacoche of tussen je pilaren ? – iedereen weet toch dat je handen verbrand hebt. Petra De Sutter : Gij vuile seksist. De coiffeuse : Ze ! Petra De Sutter : Racist. De coiffeuse : Een nieuwe pruik is gemakkelijker dan wat ethiek. Petra De Sutter : Extist. Ik heb alleen maar iets minder van meer gezegd. Als dat ook al liegen is ! Gij vuile filosoof. De coiffeuse gooit de handdoek in de ring, haar wijsvinger van de rechterhand tegen het voorhoofd gedraaid en wijsvinger en duim van de linkerhand over elkaar gewreven : Geld, geld en geld en seks, dat is te koop – maar ethiek ?
Ħ Petra De Sutter komt zoals elke ochtend bij de coiffeuse om haar pruik weer vast te zetten : De coiffeuse : Viens, viens, chouchou. Petra De Sutter blinkt van glorie : Gij zijt e schone, wè. De vlomsche ardennen ? De coiffeuse, zwijgt en trekt haar wenkbrauwen op. Petra De Sutter zucht vanuit haar onderste buik : Wat een stiel. De coiffeuse : Ja, dat had je niet verwacht hé, dat je ging moeten werken. Petra De Sutter : Werken, werken, dat is niets, dat is iets voor leefloners, maar al die tijd dat ik geen tijd heb om mijn beleggingen te volgen, mijn huizen te onderhouden, mijn partijleden te dienen en op mijn gewicht te letten voor het milieu. De coiffeuse : Dat blijft maar duren met de post, wat ga jij daar aan doen ? Petra De Sutter : Vraag dat aan Pierre-Yves Dermagne, ik heb daar allemaal niets mee te maken. De coiffeuse : En met wat heb jij dan wel hele dagen te maken ? Petra De Sutter : Dat weet ik niet. De coiffeuse : In 1587 zei paus Sixtus V over Filips II : ‘Zijne Majesteit is een man zonder visie, die nooit tot een besluit kan komen, tenzij de gelegenheid voorbij is.’ Petra De Sutter maakt het kruisteken : De paus ! En de katholieke koning ! (Ze valt op haar knieën, terstond verschijnt Maria en doet teken : Buiten !)
Ħ ’s Anderendaags, weer zit Petra De Sutter bij de coiffeuse om haar pruik te fatsoeneren. De coiffeuse : Toon je handen. Petra De Sutter : Mais enfin, mais enfin, mes mains, méééé. De coiffeuse : Het is al goed, het volk zal je niet opeten. Petra De Sutter : Maar ik ben verdedigd door mijn covoorzitster, Nadia Naji, zij heeft gezegd dat het normaal is wat ik gedaan heb, ik wist dat niet, ik doe wat ik doe, oehoe. De coiffeuse : Die Naji is zelf een gedrocht dat in kabinetten rijk geworden is, obstakelpolitiek was haar opdracht van Elke Van den Brandt, zelf een politiek wonder. Petra De Sutter : Dat wist ik niet, hoe spel je die naam ? De coiffeuse : I – K – W – E – E – D – A – N – I – E. Petra De Sutter : Is dat waar ? Dat moet ik aan mijn hond vertellen, ik verlang er zo naar.
Ħ Wat maakt Ecolo het het Vlaams nationalisme toch gemakkelijk – al jaren wordt het belgicisme als een ideologie beleden en is er 1 Ecolo-lid dat Nederlands spreekt, Nederlandstalige boeken leest ? (nog afgezien dat men in de groene ideologie geen boeken mág lezen) – nu weer een nieuwe staatssecretaris, Marie-Colline Leroy, die belooft aan haar Nederlands te zullen werken maar daar als ‘romaniste’ nog nooit tijd voor gevonden heeft – en dan maar leuteren over de tweetaligheid van de vreemdelingen.
Ħ De zaak Elke Van Hoof, de zogezegde burn-outprofessor die het mentale welzijn vooropstelde (‘mentaal welzijn’ is een nieuw gouden kalf waarmee geld te verdienen valt), maar zelf toxisch is, is ook de zaak, want een protegé, van wijlen onzaliger Caroline Pauwels, de toenmalige rector van de VUB maar de VUB haar eigen reclamebureau liet betalen, identiek aan het verstoppen door haar van ‘me too’-toestanden, (en er zijn nog wel meer professoren in het spel betrokken), Van Hoof de hand boven het hoofd gehouden. Een façade van goeddoenerij, in werkelijkheid mensonwaardig én antiwetenschappelijk beleid. Net als Caroline Pauwels verzorgt ook Van Hoof slechts haar public relations, d.i. haar marktwaarde, en wanneer dan in de media de waarheid verschijnt, spreekt ze verontwaardigd van trial by media.
Helen Perquy komt in het nieuws, DS Weekblad, omdat ze een gehandicapte dochter heeft en vindt dat ze te weinig ondersteuning krijgt, ze heeft wel veel morele hoogmoed, aan de vergadertafel denkt ze ‘wie van deze mensen heeft vanmorgen de luiers van een zestienjarige ververst ?’, niemand, veronderstelt ze in haar onwetendheid, misschien hebben sommige mannen hun depressieve vrouw moeten ondersteunen en zijn ze niet zo pretentieus om hun zorgen in de media uit te smeren. Perquy, zegt ze, was een vriendin van Caroline Pauwels, ze behoorde tot een cirkel, en één van de (vele) wijsheden van Pauwels behelsde het woord veerkracht – zo licht een veer, zo zwaar de kracht – holala, filosofie op niveau. Perquy is nog altijd onder de indruk van die ‘kennis’.
Elke Van Hoof werkte maar 20 % voor de VUB maar toch genoeg om van de VUB vele lauweren te verkrijgen en een wagonlading personeel – oh, de cirkel – het ‘wetenschappelijke’ werk werd en wordt via haar bedrijfje in geld omgezet, dat bedrijfje heet Veerkracht.
Veer moet dus begrepen worden als ‘lichtgewichten’ die elkaar de hoogte instuwen en met kracht en macht elkaar in de lucht houden, macht verzamelen – wat niemand die enigszins humanistisch is, wil. Caroline Pauwels heeft niet alleen de universitaire gedachte verkracht, ook de waarheid en de wetenschap – en dit alles om het eigen publiciteitsbedrijfje in gang te houden.
Ħ ‘Gustaph’ in de wolken met zevende plek op Songfestival: ‘Ik ben blij dat ik veerkrachtig ben geweest’ – en ook de pers was in de wolken – de zevende plaats voor nepmuziek, wat een prestatie, wat een land , wat een kunst !
Ħ Egbert Lachaert heeft voor zich een boekje laten schrijven en het is getiteld Vrije mensen groeien : essay voor een sterke samenleving, uitgegeven door de rechtse uitgeverij Ertsberg, als teken van de kloof tussen politici en burgers kan dit tellen : vrije mensen worden immers achtervolgd en belaagd, ze kunnen niet groeien, tenzij ze zich uit die wereld terugtrekken.
Ħ AI toont toch gewoon hoe de meesten op automatische piloot leven (schrijven, schilderen, maken) ?
Ħ DS, 13 mei 2023 : ‘De Russische Doema wil het feminisme verbieden, omdat het een extremistische ideologie zou zijn, aangestuurd door het Westen. Volgens Aleksandr Skorobogatov ligt de echte reden in het antioorlogsprotest van de feministen.’ Het lijstje vrouwen die de oorlog ondersteunen is echter ook niet min : Elisabeth Borne, Ursula von der Leyen, Annalena Baerbock, Sophie De Schaepdrijver, Alicja Gescinska, en al die Russische ‘moeders’ die, uit liefde voor Poetin, hun zonen naar het front sturen, van toxische vrouwelijkheid gesproken dan ? Of wat te zeggen van Zuid-Afrika ?
Ħ Op het einde van zijn maandelijkse column ‘Tragedie en klucht’ (natuurlijk een verwijzing naar Karl Marx, De achttiende brumaire van Louis Bonaparte, een zoveelste correctie op Hegel : ‘Hegel merkte ergens op, dat alle grote wereldhistorische feiten en personen als het ware twee maal optreden. Hij vergat er aan toe te voegen : de ene keer als tragedie, de andere als klucht.’, ik citeer de Pegasus-uitgave van 1936), deze keer (13-05-2023) over ‘Het gevoel aan de juiste kant te staan’, toont Jan Dumolyn zich een hegeliaan en geen marxist, hij ziet de dialectiek niet, het slotstuk van de redenering heeft hij misschien niet kunnen plaatsen, er was papiertekort, eerder denk ik dat hij niet doorgedacht heeft, hij schrijft : ‘Zouden we de historische Vlaamse beweging vandaag niet woke noemen ? Was het niet goed een ‘bewuste’ Vlaming te zijn, net zoals Hermans [Dalilla] misschien wel trots is op haar blackness ? Zouden de Vlaamse en de antiracistische beweging dus niet beter samen opkomen voor de emancipatie van iedereen ?’
Dumolyn denkt spitsvondig en de rechtsen te slim af te zijn, helaas, hij ziet zijn eigen klucht niet : Bart De Wever (c.s.) valt de wokisten niet aan omdat ze links zouden zijn, integendeel, hij is intelligent genoeg om in te zien dat zíj, en niet wat in België links genoemd wordt (Vooruit, PS of PVDA), (maar er is al een esoterisch huwelijk met rechts gesloten), hét gevaar voor hem zijn – Bart De Wever is nog geen dictator maar de clan-De Wever heeft totaliserende ‘neigingen’ en daarom wil hij het volledige gamma van rechts bezetten – de wokisten bedreigen zijn rechtse hogepriesterschap en daarom moeten de wokisten aangevallen worden, niet omdat ze ‘links’ zouden zijn (dat zijn ze immers niet), worden ze bekritiseerd maar juist omdat ze rechts zijn. De ‘emancipatie’ waarover Dumolyn spreekt is slechts de emancipatie van een middenklasse. Dat Dumolyn niet van fierheid spreekt, maar van trots is natuurlijk onder invloed van de Martha Claeys-onzin – links is niet meer dan waan van de dag geworden. Dat dit de klucht van de geschiedenis is, beseft Jan Dumolyn niet, geen dialecticus dus, en dat de klucht echter weer in een tragedie verandert, ziet hij helemaal niet.
Ħ Weer zijn het de Belgische Turken die Erdogan steunen en hem aan de macht geholpen hebben, althans in eerste instantie, en daarom tégen de Turkse bevolking ageren, geen Belgen en geen Turken zijn, Erdoganisten-islamisten.
De dictator wordt aanbeden en toegejuicht. 14 mei 2023 (foto Adem ALTAN / AFP)
En dan vertelt Nawal Farih (CD&V), de vrouw van Sammy Mahdi, de voorzitter van de godsdienstige partij, die dus binnenkort de koningin van de Vlaamse christen-democratie zal zijn, dat de dubbele nationaliteit én het stemgedrag van de Belgische Turken die massaal voor de dictatuur en de corruptie gekozen hebben, heel gewoon is en dat dit de democratie zelve is, naar Turkije is ze getrokken als ‘waarnemer’ en tot haar verrassing is Turkije een ‘open land’, zulke ‘waarnemers’ heeft Erdogan graag – steun aan autocratie, corruptie, onderdrukking en onbekwaamheid. Hoe groot moet een vijfde colonne zijn om van een invasieleger te spreken ? Dit is een gevaarlijke uitspraak toch moet die uitgesproken worden want het gaat om de verdediging van de seculiere, open, vrije, en dus civiele, maatschappij waar de scheiding tussen kerk en staat een evident gegeven zou moeten zijn, waar iedereen even veel rechten heeft, waar geen corruptie heerst, waar individuele vrijheid mogelijk is en waar cultuur, en niet economie en godsdienst, het waardevolle menselijke is. Farih zelf zegt letterlijk dat de godsdienst, en ze bedoelt het islamisme dat meer dan een godsdienst is, een grote rol in het maatschappelijke leven moet spelen, daarmee bedoelt ze ook de politiek maar vooral moet de vrijheid van de bevolking, het onafhankelijke denken én leven, afgenomen worden, en door de scheiding van kerk en staat niet te aanvaarden, gaat ze in tégen de Belgische grondwet – alhoewel ze de grondwet trouw gezworen heeft – een leugen meer of minder, komt er niet op aan. Meineed moet door het gerecht beoordeeld worden.
Ħ En stel je voor dat we nog plastic zakjes in het warenhuis kregen, het leven zou nog veel duurder zijn !
Ħ Het is misschien ongemakkelijk en daarom schrijven de kranten er niet over maar het zijn wel Afrikaanse landen die met een vredesvoorstel naar Rusland en Oekraïne getrokken zijn – men is niet vergeten dat de USSR de anti-apartheidsbeweging ook financieel ondersteunde.
Ħ Vol trots poseren Tinneke Beeckman en Hind Fraihi in De Tijd, 13-05-2023, weer gaat het over de rechtse canon en de identiteit van wij, wie die wij zijn is altijd onduidelijk, op het einde van dat dubbelinterview wordt de vraag gesteld ‘Kan je de canon gebruiken om er de Vlaamse identiteit mee te bepalen, zoals de N-VA wilde ?’ Fraihi antwoordt bevestigend : ‘Om een meerlagige identiteit mee te vormen, ja.’ Het rechtse programma kent vele stemmen.
Ħ Terwijl je de (Franstalige) open brief leest die oproept om Delhaize te boycotten, krijg je reclame van Delhaize op je scherm.
Ħ De pensioenhervorming van Macron is klein bier in vergelijking met wat de vakbonden hier hebben toegelaten, langer werken was het dogma om de pensioenen betaalbaar te houden – maar zie, 67 jaar is volgens Europa en de Derde Wegidioten nog niet genoeg – zoals het nooit genoeg is. De Franse bevolking heeft dus meer dan gelijk zich te verzetten tegen de onderdrukking van experten, ideologen en kapitalistische uitzuigers en hun politieke trawanten. Ons rest alleen maar te treuren om de intellectuele en organisatorische onbekwaamheid van de vakbonden.
Ħ Marwin Vos heeft de Grote Poëzieprijs 2023 ‘gewonnen’ en gaat daarmee een al moeizaam leven tegemoet met de last een prijs ‘gestolen’ te hebben – om ideologische redenen toegekend, en daarvoor zijn verantwoordelijk de mandarijn Jeroen Dera, het mandarijntje Xavier Roelens en Nafiss Nia, die zich ‘Cultureel Leider’ laat noemen.
Ħ Wat men al niet worden kan : Leadership in Culture Artistic, te volgen aan de Universiteit Utrecht, naar het taaltje te beoordelen, ligt Utrecht op Mars.
Ħ 17-05-2023, Peter Casteels interviewt Nele Van den Broeck en haar vriendin Shoshana Walfish, deze laatste schildert. “Geachte mevrouw, in uw Knack-interview, 17 mei 2023, zegt u dat ‘Picasso niet de meest originele kunstenaar van zijn tijd’ was. ‘Er waren ander schilders – ook vrouwen – die interessanter werk maakten.’ De journalist vroeg helaas niet door. Leergierig als ik ben : wie was de ‘origineelste’ kunstenaar en wie maakte ‘interessanter’ werk? Dank voor uw antwoord.” Uiteraard komt er geen antwoord. Bij een bepaald soort middenklasse is er een ideologie gegroeid van louter verzinsels en op de borstenklopperij, net zoals bij Trump wordt er een nepwereld gecreëerd van bewuste desinformatie en leugens die zichzelf voeden en dat soort bevestigt zichzelf in en door de leugen. De leugen staat aan de rechtse kant van de maatschappij – men is wakker om te liegen.
Ħ Claire Vanhoutte is 52 jaar en toch de echtgenote van Petra De Sutter, en omgekeerd ook ! De wereld toch. Ze schildert, sedert De Sutter minister is, voltijds, ze blijft dus thuis, zoals de minister. Vanhoutte spreekt over haar kunst en over de minister, gruw mee met de onnozelheid van dit milieu en betrek de woorden op het politieke werk evenzeer: “Mensen spelen een ondergeschikte rol in mijn werken. Ze worden vaak als raadselachtige schemerfiguren omschreven, die de toeschouwer meezuigen. Mijn schilderijen zijn een deel van mezelf. Ze roepen vragen op, maar geven geen antwoorden. Het zijn voornamelijk surreëel aandoende taferelen. Mijn echtgenote is mijn grootste fan. Haar enthousiasme is aanstekelijk. Mijn werken volgen haar overal, tot in haar bureau en kabinet [sic]. In de weinige vrije tijd die ze heeft, is ze niet uit mijn atelier weg te slaan en bedenkt ze samen met mij titels bij de werken. Ze is kritisch wat ik enorm fijn vind. Soms zou ze zelfs in mijn artistiek proces proberen in te grijpen maar daar trek ik dan wel mijn grens. Als exporuimte kozen we een galerie in Gent. Vlakbij de Zuid. Bereikbaarheid vonden we belangrijk, zowel met de wagen als met het openbaar vervoer.”
Dat laatste is een mesaanval op het groene beleid in Gent, rechts bekritiseert het mobiliteitsplan omdat ‘men nergens meer geraakt en de auto heilig is’. Het koppel Vanhoutte verzet zich tegen het plan en schaart zich bij de rechtse oppositie : de automobilist moet altijd overal kunnen geraken en het openbaar vervoer of de fiets is voor het gepeupel, nauwelijks kunnen we dat menselijk noemen. De auto is heilig, De Sutter is ook verantwoordelijk voor de NMBS.
Ħ Er is geen verband – op het eerste gezicht. Ook de vrouw van Jeroen Piqueur schildert om haar gevoelens te uiten (maar waarom dat tonen ?), ze heeft ook al éénmaal een tentoonstelling gekregen (jawel gekregen). En nu zal er een tweede komen, want Piqueur moet samen met het janhagel Luc Van den Bossche (die staat voor de clan Freya Van den Bossche) voor de rechtbank komen – maar wanhoop niet, Piqueur kan nog altijd op grote voet leven, consultancy-opdrachten.
Ħ Maar wacht – die vrouw van Petra De Sutter, die blijft dus thuis en draagt niet bij aan de economie en rijdt toch op de wegen, betaald door de maatschappij ! Was het niet : ‘Gij zult werken !’ Moeten de rechtse moraalridders, Bartje De Wever en Conner Lonner Wonner Rousseau, haar niet achternazitten en haar dwingen te werken ? Ze is daarenboven ook nog verpleegster (ach het cliché, de dokter en de verpleegster – zo clichématig leeft men), een knelpuntberoep ! Nee, de rechtse praatjes dienen maar om de intellectuele gaatjes te vullen. Want niet de eigen clan moet door de VDAB achtervolgd worden.
Ħ De aanval op Bachmoet : een oorlogsmisdaad. De verdediging van Bachmoet : een oorlogsmisdaad.
Ħ Dat De Oostakkerse gedichten van Claus opgenomen zijn in de ‘canon van Vlaanderen’ is typisch voor deze rechtse onderneming : de animale dichter wordt verkozen boven de anarchistische, de culturele, denkende dichter. Dat één bundel het tot in de canon haalt, wat een ‘overwinning’, minstens had het een oeuvre moeten zijn – maar De Oostakkerse gedichten behoren net zoveel tot de canon als de lintbebouwing – waarom Dame Stultitia niet opgenomen ?
Ħ Nog even geduld : de wolf van het Waasland zal er binnenkort weer zijn. Ook journalisten moeten klaarwakker gehouden worden tegen de vaak.
Ħ De leesvaardigheid daalt ? Waarom kunnen lezen en waarom boeken lezen ? Boeken worden toch alleen maar geschreven door ‘oude, magere, blanke mannen’ – en slechteriken bovendien, kolonialen, seksisten, patriarchen. De Nieuwe Tijd heeft geen kennis of cultuur nodig – de wokisten houden de fakkels in de lucht.
Ħ Ziende die oude foto’s van Filip Claus, ach, al die herinneringen en verspilde tijd, die zure tijd, maar geen spijt, nee nooit, en ziende die personen die zich politicus noem(d)en en daar staan met de vuist in de lucht (zelf het luchtledige), een verkiezingsoverwinning, stoer en verheven boven de massa, op een podium doch slechts, de ‘Internationale’ zingend, hoe ongemakkelijk kan een beeld zijn, en in de achtergrond komt als een grijnzende duivel Filip De Winter, de échte overwinnaar – altijd weer, maar wetend dat diezelfde creaturen datzelfde lied en datzelfde nummer ook op de boot, al dan niet bloot, van Jeroen Piqueur opgevoerd hebben, maar dan als cabaretnummer en hoe men daarna het volk gerold van het lachen over de grond rolde, applaus en gejuich als deel kregen.
Ħ Dan ben je zo oud dat je doemdenken iets voor pubers vindt.
Ħ Die nood aan rolmodellen, al even gelijkend aan de navolging der heiligen.
Ħ Petra De Sutter zit weer bij de coiffeuse, haar pruik moet gefatsoeneerd worden. De coiffeuse haalt de stofzuiger boven en werpt onmiddellijk daarna de stofzak weg. De coiffeuse : Zeg, jij bent een schone. Petra De Sutter blinkt van pretentie en eigendunk : Ja hé, ik weet het niet. De coiffeuse : Niet zo, onnozel kieken. Petra De Sutter, schikt haar collier en schudt met haar schouders : Ja hé, ik weet het niet. De coiffeuse gooit een euro op de grond. Petra De Sutter : Nu snap ik het. Wat bedoel je dan ? De coiffeuse : Iedereen moet werken. Petra De Sutter : Dat vind ik ook, iedereen moet werken. De coiffeuse : En iedereen moet lang werken. Petra De Sutter : Dat weet ik niet. De coiffeuse : En de meesten verdienen te weinig. Petra De Sutter : Ik niet, ik niet, nienie. De coiffeuse : Iedereen moet zijn steentje bijdragen maar je madame blijft thuis want jij verdient genoeg geld voor hond en kraai en nog erger ze schildert en doet alsof dat kunst is. Petra De Sutter : Ik ken daar niets van. De coiffeuse : Maar die twee smeerlappen, Bart De Wever en Rousseau, die zullen wel niet achter je vrouw zitten … Petra De Sutter : Oei oei. De coiffeuse : Rijk en overbodig volk laten ze gerust en die mogen de onnozelaar spelen op kosten van de gewone mensen die dan nog constant geëmbeteerd worden door dat janhagel. Petra De Sutter : Ons Tinne doet dat goed en neemt haar verantwoordelijkheid op lange termijn.
Hij 1: Maar hoe weet jij dat allemaal ? Hij 2 : Ik lees geen rapporten … Hij 1 : Daar heb je ook geen leesvaardigheid voor nodig, noch denkvermogen. Hij 2 : Ik kijk geen televisie. Hij 1 (zwijgt beschaamd) Hij 2 : En ik lees boeken. Hij 1 : Maar ik ook. Hij 2 (schamper) : Boeken van Saskia De Coster zeker ? Hij 1 (wordt rood en druipt af)
Dat de leesvaardigheid zou dalen, was al decennia geleden gepland, in België was dat de taak van Dirk Vandamme, de idiootinfluisteraar van Frank Vandenbroucke (en omgekeerd), het onderwijs werd toen definitief in de kapitalistische plooi gelegd, die taak heeft hij uitgevoerd en zijn carrière is internationaal uitgebouwd met internationale onzin – vandaag de dag is hij expert bij de rechtse N-VA waar hij nu zoete broodjes bakt met al even onnozele prietpraat, dat de dalende leesvaardigheid een internationale tendens is (en elk land heeft zijn eigen experten die doen wat andere experten in andere landen op even losse gronden beweren) en zelfs een cultuurland als Frankrijk achteruit gaat, werd ook al decennia geleden voorspeld, en toen uitlachend afgedaan als cultuurpessimisme, toen nog niet van blanke, oude mannen maar de cultuurhaat, die altijd een mensenhaat en een antidemocratische mensenhaat is, was al in opmars, er moest immers ‘beleefd’ worden. Als in de maatschappij alles leuk moet zijn, waarom mogen de kinderen dan geen leuke dingen doen ? Dat de ‘leukheid’ ideologie is en in contrast staat met de werkelijkheid, is een inzicht dat misschien ooit nog zal komen.
Natuurlijk zijn de thuistaal en de thuiscultuur evident belangrijk, weer worden dezelfde, al lang geleden ontkrachte argumenten bovengehaald, en wordt dit als niet relevant voorgesteld, men doet nog steeds alsof ‘thuistaal’ en ‘thuiscultuur’ culturele fenomenen zijn, men vergeet dat men kan spreken zonder enige inhoud of grond – ook het Nederlands als cultuurtaal lijdt daaronder en natuurlijk zijn er neerlandici die dit ‘razend interessant’ vinden, dat kinderen en jonge mensen daardoor kansen ontnomen worden, kan hen niet schelen – het verschil tussen spreek- en schrijftaal is immers onbelangrijk geworden, dat er daarboven nog een cultuurtaal staat, is helemaal onbegrijpelijk – zie de Van Dale-onzin.
Dat ex-communistische landen het beter doen dan België is voor velen een bittere pil, was het kapitalisme dan niet triomferend en heeft André Leysen dan geen goed werk geleverd door de instellingen te ontmantelen en in de klauwen van Westeuropese en Amerikaanse monsters te leggen ? Blijkbaar is er in die landen dan toch nog een rest van boekcultuur, van enig besef van humanistische waarden.
De school moet en kan corrigeren, maar kan dat slechts als de ouders meewillen – de totale desinteresse voor cultuur en kennis is een maatschappelijk gegeven – zie hoe publieke zenders ontmanteld werden en worden, zie hoe de kranten en tijdschriften lifestyle en feelgood-propagandacentra zijn, zie hoe uitgevers een wanbeleid voeren – dat een ooit toonaangevende uitgeverij als De Bezige Bij Het verdriet van België niet meer in druk wil hebben, auteurs als John Berger en Armando uit het fonds verwijderd heeft, is al te sprekend – , zie hoe de culturele huizen in de hellemond van gemakzucht zijn afgedaald en slechts programmeren op de adem van de nabije kliek, een beetje woke en een beetje nep, als er maar gereisd kan worden o.a. Niet de bevolking maar de intermediairen, de hedendaagse priesters en nonnen, hebben het Westers humanisme verraden en doen dagdagelijks hun vernietigingswerk.
Bibliotheken zijn belevingscentra geworden, slechts een winkelconcept, ontdaan van inhoud en visie – en ook daar zijn instellingen als Cul & Con verantwoordelijk, maar ook de beroepsverenigingen zelf – alles moest technologie worden en technologie betekent dan voor hen graanpikkerij, maar inhoudelijk werk verrichten daarover gaat het al lang niet meer. Er werden bibliotheekdagen georganiseerd, clowns kwamen onnozel doen, kinderen werden chips en cola aangeboden, de bibliotheek moest immers gepromoot worden, gezelligheid en onnozelheid gingen samen – het bevoegde bibliotheekpersoneel is overal aan de deur gezet en binnengehaald worden ‘experten’, ‘consulenten’ – zonder inhoud – die evenementen moeten verzinnen die ze dan door bevriende bedrijfjes kunnen laten uitvoeren. De culturele sector staat voorop in de corruptie en stelt zich voor als moreel integer – steeds weer wordt ‘cultuur’ als een leugen ingezet.
In DS (20 mei 2023) vraagt Veerle Vanden Bosch aan Tine Kuypers, ‘coördinator van de Voorleesweek bij Iedereen Leest, een Vlaamse organisatie die inzet op leesbevordering’, wat er moet gebeuren. Dat dit gevraagd wordt aan iemand van ‘Iedereen Leest’ is wel zeer cynisch : deze neporganisatie heeft door de recente resultaten juist bewezen dat ze niet in staat is het lezen te bevorderen, wat ook niet zo moeilijk is – de organisatie is volgestouwd met onbekwamen. En wat zegt Kuypers ? Dat de kinderen naar de bibliotheek kunnen gaan – terwijl niet de bibliotheek belangrijk is, een bibliotheek moet een magazijn zijn en niet meer, maar wel het lezen – en het leren lezen is slechts een eerste stap, hoe het lezen bevorderd moet worden bij jongeren én volwassenen (want leesvaardigheid kent geen einde), daarover weet Kuypers niets te vermelden (moet men jongeren en volwassenen ‘voorlezen’ ?), o ja, er zijn enkele websites – de aloude illusie dat door een passieve houding de mensen wel boeken zullen lezen. Als organisaties als Iedereen Leest afgeschaft zouden worden, zouden we tenminste al van veel onnozelheid bevrijd zijn. En wat moet een boek volgens Kuypers doen ? Het moet ‘verleiden’ – dat moet een boek juist niet doen, een boek moet weerbarstig zijn – een leesorganisatie zonder boekcultuur, zo zal de leesvaardigheid wel vanzelf stijgen. Kuypers leeft volledig buiten de wereld als ze stelt dat in bibliotheken veel expertise aanwezig is – de verleden tijd had gebruikt moeten worden.
In diezelfde krant zegt Eva Berghmans hét middel gevonden te hebben, weliswaar alleen voor kinderen : geef hen de boeken die hen plezier geven, die hen doen opgaan in een verbeelding, geef hen fantasie – de voorbeelden die Berghmans geeft zijn voor rechtsen en wokisten niet politiek correct, maar daar trekt ze zich blijkbaar weinig van aan – het kind centraal stellen, is belangrijker. Berghmans legt de vinger op de wonde (en het vroegere bibliotheekpersoneel wist dat al lang maar werd de mond gesnoerd) – de bekroonde boeken van zogezegd fantasievolle illustratoren en ‘correcte’ schrijvers zijn bij kinderen nooit een succes geweest – boven de kinderwereld werd en wordt een ingebeelde wereld in stand gehouden waar een beperkte kliek het voor het zeggen en bepalen heeft – de kranten zijn ook daar schuldig aan. Berghmans pleit er niet voor om kinderen te laten beslissen, wel weet ze hoe opvoeden, onderwijzen steeds een compromis is tussen wat is en wat moet.
Maar het gaat niet zozeer over de kinderen, maar wel over de volwassenen – zij zijn verantwoordelijk voor het antihumanisme en het anti-intellectualisme. Een recent schrijnend voorbeeld. In Knack wordt Ciska Hoet door Walter Pauli (10 mei 2023) geïnterviewd over, ja waarover en waarom ?, het gaat over Hoet zelf en over de keuzes die ze gemaakt heeft en nu het slachtoffer speelt, op de foto heeft ze haar kind als een pronkkind op de arm. Hoet is, samen met dat ander mediafenomeen, Bieke Purnelle, directeur bij het RoSa-instituut, een ‘het kenniscentrum voor gender en feminisme’ – het feminisme van deze directeurs is een dekmantel voor het laten draaien van de eigen PR-machine. Op zeker moment zegt Hoet : ‘Hoe meer activisme, hoe beter. Alleen denk ik dat we ons als linkse activisten te veel verliezen in analyses maken aan de vergadertafel. En sorry, het zijn wél vaak mannen die graag uitleggen hoe de wereld in elkaar zit en die dan moeten tonen hoeveel ze daarover wel hebben gelezen. Hoeveel vrije zaterdagen heb ik zulke gesprekken niet moeten ondergaan? Ik mocht vooral luisteren naar hun parler.’ Knack : Werd u er wijzer van? Hoet: Bah nee, ik had die boeken ook gelezen. (schaterlach)’
Ik, een leergierig type, schreef haar een e-mail, met daarin o.a. ‘Mij treft het dat u over boeken lezen spreekt, terwijl ik meer dan de indruk heb dat links geen boeken (meer) leest, al decennia. Over welke boeken heeft u het dan ? U hoeft het werk van Paul Verhaeghe, de enige schrijver die u zelf noemt, niet te vermelden, psycho-analyse heeft niets met het linkse denken te maken.’
Na veel vijven en zessen, dus nietszeggend, krijg ik als antwoord (dat Hoet zichzelf vriendelijk noemt, is een dankbare getuigenis van haar arrogantie en blindheid, de traditionele non die zich bij god waant, de ander is slecht) : ‘U begrijpt toch ook dat het onbegonnen werk is om een boekenlijst op te stellen. Dat zou me handenvol tijd kosten die ik niet heb. Vandaar de vriendelijke uitnodiging om onze bibliotheek te bezoeken.’ – de aloude arrogantie wordt hier weer bevestigd – er zijn geen gelezen boeken, er is bij haar geen leescultuur en er is geen bibliotheekcultuur, maar de cultuur wordt wel gebruikt en verkracht voor de eigen PR (tijd zat om interviews over zichzelf te geven) – dat Ciska Hoet boeken gelezen zou hebben, is onmogelijk, want ze is niet in staat om ook maar 1 titel te noemen, haar nepargumenten hebben echter wel veel tijd gevergd, die ze van de arbeidstijd gestolen heeft, zelfs geen beroepsethiek heeft ze – dat RoSa een documentatiecentrum is, maakt de zaak nog erger – zelfs als ambtenaar doet ze niet waarvoor ze aangesteld is. De onbeschoftheid een geïnteresseerde door te verwijzen naar ‘de bibliotheek’ zonder zelf ook maar één titel te geven, is de bevestiging van de domheid, de zich boven het volk verheven wanende macht, de onwil en het antihumanisme – leesvaardigheid ? men hoeft immers geen boeken te lezen om directeur te zijn. Gestolde arrogantie. Het geval Ciska Hoet (haar ‘schaterlach’ is een uitlachen van de lezer) is slechts één voorbeeld van de talloze ‘cultuurdragers’ die de cultuur in de feiten vernietigen. De cultuur organiseert de eigen ondergang. Als anti-intellectualisten en antihumanisten, zoals Hoet, aan het hoofd staan, van wat emanciperende instellingen zouden moeten zijn, wat wil men dan het onderwijs verwijten ?
A certain sort of atheist perhaps enjoys a peculiar pleasure whenever he hears or reads that God insists on this or that and even wrote a Book to make quite clear
His views. My atheist feels blessed indeed to solve so simply thus the Great Equation : X equals 0, and to be thereby freed from so much indecisive speculation.
I use myself that atheist’s technique, or what I’d call a personalised variation. I use it sometimes so as to be free from a different sort of useless speculation :
asking myself ‘Why am I what I am? Why do I mostly avoid what most enjoy ?’ I’ve known for long where I might find an answer ; from this or that neat theory make my choice –
blame either of my parents or my own wrong learning as a boy. But nowadays I simply blame a god. On her alone (it has to be a she) I place the blame.
Gerald Murnane, ‘A certain sort of atheist’, in Green shadows and other poems, 2019
De derde zin van de biografie Paul van Ostaijen : de dichter die de wereld wilde veranderen, geschreven door Matthijs de Ridder (2023), luidt : ‘Zo liet hij toch aan het begin van ieder jaar onder de zachte dwang van de traditie uitschijnen.’ Al is die zin al begrijpelijk in zijn onzin, ‘ieder jaar’ is daarbij wel heel veel, zelfs in het geval van Paul van Ostayen die slechts 32 jaar geleefd had, maar voor alle duidelijkheid geef ik ook nog de eerste zinnen : ‘Leopoldus Andreas – Pol – Van Ostaijen wilde best proberen om in de pas te lopen. Hij was niet van slechte wil. Zo liet hij […].’
De voornaam ‘Pol’ is ook al raar omdat De Ridder zijn boek in 5 delen ‘gestructureerd’ heeft, elk deel heeft willen benoemen met een verbasterde voornaam, in volgorde : Pol, Zot polleken, Paul, Paus, Polte, maar dat niet echt lukte en daarom ‘Paus’ (alliteratie !) (Hugo Claus : ‘Koest, Paus, in je hoek ! In je tent !’) gebruikte, raar is wel dat de p in ‘Zot polleken’ met een kleine letter geschreven wordt (ik baseer me op de ‘Inhoud’, p. 4, ik heb immers nog maar 3 zinnen gelezen) en dan is ‘polleke’ een dialectwoord voor ‘hand’, in verkleinvorm ‘handje’, maar pol is ook een soort koekje, kapke, eilandje, … – had Paul Van Ostayen dan kleine handjes ? Dat weet ik nog niet, daarvoor lees ik de biografie. Maar het Antwerpse ‘polleken’ is natuurlijk iets anders. In de 1975-editie van het Antwerps liedboek lezen we via DBNL : ‘polleken: Dit woord kan zowel ‘vrijer’, ‘minnaar’ betekenen als ‘zot’, ‘nar’. In de context lijkt het om ‘fatjes’ te gaan, maar het is niet uitgesloten dat de dichter hier een bepaald soort verwijfde mannen op het oog heeft, in welk geval men polleken misschien met ‘mietje’ zou kunnen vertalen.’ En dit als verklaring bij ‘Dan isser menich polleken / So aerdich op den tre.’ Is het dan polleken of Polleken bij De Ridder ? Dat weet ik nog niet, daarvoor lees ik de biografie. Maar bladerend kom ik op pagina 173 en de tussentitel is daar gezet als ‘Zot polleken’ – dan moet de reeks voornamen, samen met ‘paus’ ook onderbroken worden door ‘Zot polleken’. En zo is het, vóór mijn beurt lees ik op p. 174-175 : ‘In de Vlaamsche Bond gedroeg Pol zich veeleer als een provocateur, die zowel zijn vrienden als zijn tegenstrevers uitdaagde om dieper en vooral consequenter na te denken. Dat gaf hem aanzien, maar tegelijkertijd kon lang niet iedereen even goed uit de voeten met ‘de oefeningen in cynisme, sarcasme, dandyisme à la Brummel en ander moois van een buitenissige verschijning als Paul van Ostaijen’ 177. Misschien wel vooral omdat deze ironicus volgens Oscar de Smedt ‘nog tastend was’, werd hij door zijn klasgenoten ook wel smalend ‘zot polleken’ genoemd.178’ Als we de tekstverklaring van het Antwerps liedboek als verklaring aanvaarden dan is ‘het tastende’ niet de reden om iemand een ‘zot polleken’ te noemen, wel het dandyisme. Op pagina 31 is de tussentitel ‘Het zondags Polleken’ – dan dus een echt polleken, maar met hoofdletter, dus Pol – en het is niet zo dat er een zondags Polleken bestaat en daarnaast tijdens de week een polleken, met kleine letter alhoewel een hoofdletter bedoeld, als naam namelijk.
Willy Roggeman liet in 2014 bij Het Balanseer een essay Arabesken met Zot Polleken verschijnen, twee maal een hoofdletter.
Maar die derde zin onzin. Alhoewel ik ook al mijn twijfels heb, en wat Polte is weet ik ook nog niet, daarom zal ik de biografie moeten lezen, over de familienaam ‘van Ostaijen’, dat toch ‘van Ostayen’ zou moeten zijn. Het kan dat Paul van Ostayen zijn naam naar van Ostaijen vervlaamst heeft, zoals Karel Van de Woestijne dat gedaan heeft, terwijl zijn verstandige broer Gustave Van de Woestyne gebleven is, (De Ridder schrijft weliswaar ‘Gustaaf van de Woestijne – wat 3 maal fout is, ik haal dit uit de index, alweer moet bliojken dat auteur en uitgever hun alfabet en rangschikkingsregels niet kennen), en dan is ‘van Ostayen’ al bijna een schuilnaam (of een nom de plume) voor ‘van Ostayen’ en een schrijver die de wereld, althans volgens zijn biograaf, wilde veranderen, mag toch wel eerst beginnen met zijn eigen familienaam, beeldenstormer als hij is, maar dan is het toch niet correct dat de familieleden van de Vlaamse, activistische, prefascistische dichter ook plots ‘van Ostaijen’ heten, heeft de dichter zijn familie meegetrokken in het activistisch moeras ? Dat weet ik nog niet, daarvoor zal ik de biografie moeten lezen. Maar wel weet ik al dat de familie geen ‘ij’ maar ‘y’ schreef, zoals op pagina 155 van deze biografie te zien is,
en dat ook op het graf van Van Ostaijen in Miavoye-Anthée ‘Ostayen’ stond – de foto in deze biografie op pagina 849 is werkelijk al te onduidelijk, al te wazig, daarom die uit Borgers’ Kroniek
die duidelijk is, en een y toont, De Ridder transcribeert het grafopschrift (p. 849) correct als van Ostayen, al bladerend in de weliswaar dikke maar nog niet ridderlijke biografie van Matthijs de Ridder zijn er geen afbeeldingen van een geboortebewijs, ook geen doodsbewijs en zelfs geen enkel officieel administratief document (het boek bevat geen ‘lijst van afbeeldingen’, de lezer moet maar zijn plan trekken en zijn vingers bevochtigen, waarschuwing echter : niet té vochtig, want het papier is nogal opslorpend en er blijft een waterkenmerk achter), en omdat dan blijkt dat er geen documenten opgenomen zijn, heeft de lezer dus tevergeefs gebladerd, maar in de Kroniek van Paul van Ostaijen 1896-1928 (1975) door Gerrit Borgers is op pagina 116 het laatste paspoort van de dichter opgenomen – ‘Van Ostayen’, een foute V. De vormgever van de Kroniek heeft zich geamuseerd door een nieuwe variant te verzinnen : ‘van ostaÿen’ – zowel op het omslag als op de rug van het boek, in de tekst zelf is er sprake van ‘van Ostaijen’.
En ook zijn er boeken waarop de naam ‘van Ostayen’ gedrukt staat, niet alleen Bezette stad, maar ook Music-hall, in het boek afgebeeld in het kleurkatern, ‘van Ostayen’ en in het bijschrift ‘Paul van Ostaijen’ – net alsof de lezer niet kan lezen.
En bij een gedicht
en op pagina 734 zien we hoe in ‘7 arts’ het over Paul Van Ostayen gaat (in die tijd veranderde men soms van naam naargelang de taal) en hoe de hoofdletter V hier onjuist is, want van Ostayen was van Nederlandse afkomst.
Dit alles heeft natuurlijk ook te maken met typografie (die toch nooit tijpografie is) – zo is het oerlelijke omslag van dit boek (het binnenwerk is al even afgrijselijk amateuristisch gedaan door ‘intertext.be’) door Jelle Jespers geknutseld, door elkaar gesmeten, kop noch staart bevattend, het art deco-lettertype nageaapt van het tijdschrift ‘De driehoek’ lijkt het wel, maar toch niet correct, op een vraag mijnentwege gaat Jelle Jespers natuurlijk niet in, Zijne Hoogheid besteedt zijn tijd enkel aan fröbelwerk, maar in spiegelbeeld en niet consequent, de letters ook onleesbaar, de V van Van Ostayen is meer een M dan een V, en hier wordt er wel duidelijk onjuist een IJ gebruikt en geen Y, maar omdat het om kapitalen gaat staan er geen punten op zoals bij ‘Matthijs’, de kleurzetting is daarenboven bijzonder origineel lelijk en smakeloos, leefden de échte Jespersen nog, de Jelle zou meer dan een balk op zijn kop krijgen, een schop onder zijn gat en hij mocht in de kolenmijnen gaan werken. Terecht ! Achteraan het boek is een ‘kleurkatern’ opgenomen wat het hanteren van het boek wel zeer moeilijk maakt, noten en index moeten achteraan opgenomen worden, maar nu moet de lezer steeds weer voorbij het kleurkatern geraken en meer in het binnenwerk naar noten en index gaan zoeken, een oplossing is het kleurkatern er uit te scheuren, dan krijg je weer andere problemen, dit alles weer een rommeltje dat toch 44,50 euro kost.
Echter moet onthouden worden, en daarom moet ik altijd lachen als men vanuit de hoogte stelt dat de boekdrukkunst de tekst heeft ‘vastgelegd’, gefixeerd heeft, dat nog in die tijd, begin 20ste eeuw, de persoonsnamen niet zo strikt vastlagen als vandaag het geval lijkt, zo was Jozef Cantré, soms Joz., soms Joseph, zoals Frits ook Fritz Van den Berghe kon zijn, die toch eigenlijk Fredericus was, alhoewel er ook nu nog Ignacen zijn die zich Ignaas laten noemen, dat laat me toe om te zeggen dat Jozef Cantré slechts eenmaal genoemd wordt in de biografie van De Ridder en dit met name op pagina 598, in de index wordt verwezen naar 2 bladzijden maar de tweede bladzijde, 881, is de noot voor pagina 598, hier heeft De Ridder het belang van de Cantré-‘ontmoeting’ niet begrepen, nl. de verscherping van het esthetisch standpunt.
Terwijl het er op lijkt dat van Ostayen in het gastenboek van Der Sturm ‘Paul van Ostaijen’ schreef,
maar dat zijn we niet zeker omdat de puntjes op de ij ook de doorslag van een vorige pagina kan zijn, zoals de vele vlekken op dit papier lijken te zijn, en als je goed kijkt dan zou Van Ostayen 4 punten gezet hebben, wat toch echt wel te veel is zelfs voor een zelfbewuste dichter als PvO (ziehier de oplossing van het krakeel), dat een i en j elk een punt krijgen is ruim voldoende.
Het kan natuurlijk altijd anders, dit wil zeggen even erg erger. In Morgen wordt het voor iedereen maandag : de oorlog van Gerrit Kouwenaar (2023) door Wiel Kusters is er op pagina 353 sprake van een zeker Pierre Alechynski (niet opgenomen in de index), wat toch Pierre Alechinsky had moeten zijn.
Nu terug naar de derde zin, alhoewel het vorige niet vruchteloos was : Van Ostayen wilde immers de wereld hervormen. En dat is ook wat De Ridder schrijft, zelfs als kind was Van Ostayen al een wereldhervormer. Want wat staat daar nu ? Paul van Ostayen schreef een nieuwjaarsbrief ter gelegenheid van 1 januari 1903, de jongen is dan 7 jaar, in mijn ogen is er dan nog geen sprake van een Paul van Ostaijen die schrijver is, (laat een kind toch een kind zijn), later zal hij dat zijn, maar De Ridder doet aan gemakzucht en dus is het kind al de opstandeling die de wereld zal willen veranderen. Of dat manneke probeerde in de pas te lopen en of hij niet van slechte wil was, is geen kwestie – zo’n nieuwjaarsbrief was immers geen vrij opstel maar een ‘sjabloon’, kinderen moesten de woorden overschrijven, van het schoolbord of een ander medium. De Ridder stelt het voor alsof in een kind van zeven jaar al de volwassene aanwezig is en zich alleen maar moet ontbolsteren, of zoals men nog in de zeventiende eeuw dacht dat de mens reeds volledig aanwezig was in een zaadcel, in de 21ste eeuw is dat natuurlijk achterhaald essentialisme, maar ook is dit een vulgair, platvloers, gemakzuchtig determinisme, want omgekeerd en dus een teleologie, want waarom zou in een kind de volwassene zich al beloven, had PvO geen longziekte opgedaan, was hij dan een Adolf Hitler geworden, Joris Van Severen, Jeanne De Bruyn ? En net zoals Annette Portegies in haar biografiescharrel over Maurice Gilliams, fantaseert De Ridder er op los, net alsof de biografie een driestuiversgenre is, zelfs de engel die op de brief gekleefd zit ‘keek goedkeurend op Pols vorderingen neer’ – van waar die ‘vorderingen’ plots komen, is ook al onduidelijk, en ook deze brief transcribeert De Ridder maar blijkbaar ziet hij niet dat een andere hand het woord ‘omdat’ toegevoegd heeft (dat eigenlijk ‘opdat’ had moeten zijn) en De Ridder steekt een valse psychologie in zijn verklaring, net alsof kleine Paul van Ostayen het voor het zeggen had, op pagina 10 schrijft de wauwelende biograaf : ‘Toch klonk in zijn voornemen om goed op te letten op school een opmerkelijk voorbehoud door. Hij deed het vooral om zijn ouders er een plezier mee te doen. Alsof het verwerven van de vaardigheid om te lezen en schrijven losstond van zijn functioneren op school.’ Maar elk kind was braaf op school en zei vlijtig te zullen leren om de ouders (en soms grootouders) ‘gelukkig’ te maken ! Men was braaf om gehoorzaam te zijn ! Er is geen voorbehoud, de kleine Pol wil zich ook niet meten met de oudere broers en zuster, de zevenjarige jongen was een doodgewone, brave jongen die een nieuwjaarsbrief voorlas, eenzelfde brief die in tientallen andere huiskamers voorgelezen werd – en al die andere kinderen ? Die werden geen dichter. Maar De Ridder heeft zijn punt gemaakt : zie je wel, zegt hij krom, dat de Pol een wereldhervormer was, al van kleinsaf ! De dommerik bewijst de domheid met eigen domheden.
Goed begonnen is half gewonnen, zegt het spreekwoord. Matthijs de Ridder weet het beter : Slecht begonnen, kalf verdronken.
Al te fluks, de merels zijn immers geweest, lees ik de volgende delen. Drie is een reeks gedichten, ‘operaties’ getiteld en boven elk van de 8 gedichten is een lemniscaat (een liggende 8) geplaatst, hier eerder het symbool voor de wiskundige kromme dan het eeuwigheidsteken, vooraan een motto ‘stel / nergens is een plek, een bestaande plek / hoe vaak sla ik niet op mijn borst : zit het hier ?’ – de borst staat dan voor het hart en niet voor het hoofd, de rede. Het woord operaties kan begrepen worden als heelkundige ingreep maar ook als activiteit, wat men uitvoert, een combinatie van beide kan eveneens en is veel het geval. Hier : dromen, nachtmerries, vallen. Het zijn lichamelijke schokgedichten : adem, hand, keel, teen (53), ogen, stem (54), vallen (55), armen, huid, oksels (56), lichaam (57), zij, lichaam (58), kijken (59) en hoofd, schedel (60) – het verlangen van de mens om emotionele toestanden via het lichaam op te lossen, pillen of operaties, verlost te worden van het lichaam dat pijn is. Het gaat dus over de scheiding tussen lichaam en geest, het besef dat de pijn in het lichaam zit maar ook dat die pijn er buiten staat, dat het lichaam er niets mee te maken heeft – het body/mind-probleem is al even ‘onoplosbaar’ als de problematiek rond de vrije wil, het determinisme, de predestinatie – daar is een niveau van denken voor nodig dat nog niet bereikt is, maar waarover wel gedacht kan worden. Deze reeks gedichten beschrijft hoe Dorien de Wit verdoofd, geopereerd en wakker wordt. Door wie ? Een dokter of de ik als dokter – maar misschien is ook dat een illusie. Ja, zeker wel. Er wordt nagedacht – de ik is hulpeloos en tracht niet weg te vallen – deze verwardheid wordt weerspiegeld in de volgorde van de gedichten, het vierde en zesde gedicht spreken immers van een ongeval, (‘mijn contouren als slachtoffertekening op straat’), maar dit kan ook metaforisch begrepen worden, het vijfde over een wil een vlinder te zijn (vlinder komt overeen met ziel – de Dalai Lama krijgt een rol, het esoterisme als hallucinatie, het tegendeel van Descartes), en zeker voor een patiënt is de wereld in het hoofd van de patiënt opgesloten (59) :
stel, ik ben iemand iemand die opstaat uit bed en door het raam kijkt naar de mensen die besloten door mijn straat te lopen ik trek de gordijnen dicht en val in slaap in de leunstoel de mensen op straat kunnen niet meer weg ze lopen heen en weer tot ik weer wakker word
(59). Hier zijn de mensen, die heen en weer lopen, als de merels van Wallace Stevens, die er wel zijn maar niet gegrepen kunnen worden, vaagheid, ‘niet echt’. Maar het laatste gedicht weerspreekt het motto : niet in de borst zit ‘het’ verborgen, maar in het hoofd : de chirurg zal ‘dit’ eruit halen als de ik opnieuw begint – dan is er een zekerheid : een lichamelijke oorzaak, maar door dit alles ‘onduidelijk’ te beschrijven, blijft die ‘oorzaak’ duister en weinig geloofwaardig – de operaties zijn vruchteloos. Maar volgens Empedokles zat het denken rond het hart, waarbij denken en waarnemen als één proces, één operatie gelden, de tegengestelden opgeheven, opgegaan in 1 geheel, terwijl de tegengestelden blijven bestaan, in fragment 135 (vertaling Rein Ferwerda) luidt het zo :
Wasdom en Vergankelijkheid. Slaap en Wakkerheid. Beweging en Stilstand, rijkbekranste Bloei en Dorheid, Zwijgzaamheid en Spraakzaamheid.
De wereld en de mens zijn vele dingen samen, die naast elkaar bestaan en elkaar daarom niet in evenwicht houden maar zijn zoals ze zijn.
Het vierde deel opent met het motto ‘ik sta hier als verklaring / van de schaduw op de grond’ – de schaduw is een beeld, een afgeleide van het echte ding, de situatie wordt dus omgekeerd, de platoonse parabel vanuit een ander perspectief gezien, ook in een deterministisch model te plaatsen : de gevolgen worden verklaard door de oorzaak. Het eerste gedicht in deze reeks, ‘als de nacht op een tafel past’ (63) verwijst naar het werk ‘Nocturnal garden scene’ (2005) van Mark Manders (zoals de Wit in de aantekeningen laat weten)
een inderdaad fascinerend, raadselachtig en groots werk, waarop een doormidden gesneden, halve kat te zien is, alles donker gemaakt, wat over dit werk gezegd wordt, werd al eerder in de bundel door Dorien de Wit beschreven (midden in een zin) :
iemand was halverwege de gedachte aan een kat in de nacht, zegt de audiotour midden in de zin laat ik de stem achter op de kruk van de zaalwacht
Het hemelgewelf voor Blaise Pascal is bij Dorien de Wit ‘heelalangst’ geworden – de nacht, het donker en daarin het verre licht, zoals de nacht een halve dag is (omgekeerd) zo is de ik een halve mens, hopend te vervullen in een ander lichaam dat van haar zal zijn – de halve kat, een halve gedachte, een halve mens, een halve tijdspanne, een half lichaam. Maar om een ander lichaam te worden moet eerst van zichzelf vervreemd worden (‘antilichaam’, 64), weer staat dit in contramine met de authenticiteitsindustrie, en het lichaam deint uit en eet (gedeeltelijk) zichzelf op – ‘ik bijt een velletje van mijn vinger / slik het door’ – waar en wat is het ik ? In ‘nachtlichaam’ (66) komen hart en hoofd bij elkaar, ‘ik word wakker van iemand die door mijn hoofd stampt / mijn bonzend hart’ – of die iemand gelijk te schakelen is met het hart (dat toch een iets is), is niet helemaal correct als interpretatie, en toch komen beide hier samen als om Empedokles gelijk te geven. Het lichaam is vreemd (het lichaam staat ook voor het denken en het voelen) omdat niet alles benoemd, vastgegrepen kan worden – de vaagheid als we spreken over het ik, het lichaam, wat bedoelen we dan ? Wat hebben we ‘in de hand’ ? In het gedicht ‘eenvoudig’ (71) komt de kat weer, die, net zoals alle levende wezens, als een machine is, oorzaak en gevolg, schok en emotie, leven en gedachte – zoals de hele bundel door gespeeld wordt met en op verschillende niveaus van taal en teken, werkelijkheid en symboliek, concreetheid en abstractie, zo wordt hier de metafoor zelf in het geding gebracht en bevrijdend gedacht dat de zaken niet moeten kloppen, en De Wit zou Dorien de Wit niet zijn als ze ook dit niet meerduidig zou bedoelen :
toen je ten slotte zei een metafoor werkt alleen als hij niet klopt
was je al onverstaanbaar
In het gedicht ‘begin’ (72) is er dan een begin van oplossing, een aanvaarding van het bestaan zonder verdubbeling (het bewustzijn bekijkt het ik, het lichaam), wat is, is :
dit is het begin van iets waar je niets van ziet
Het hoofd ! In het voorlaatste gedicht, ‘eindig de dag nooit met een vraag’ (73), tevens de titel van de bundel, wordt een conclusie geformuleerd, ‘het licht bewaar ik in mijn hoofd’ – de donkerte van de onzekerheid verdreven – de wereld is de wereld en het ik de ik. Passend is daarom de titel van het laatste gedicht, ‘pasvorm’. De dichter spreekt over het ouderlijke huis, waar ‘groeistreepjes op de muur staan’ (die streepjes op de meetlat, de tekening op het omslag doen daaraan denken), een teruggrijpen naar het verleden om het heden weer aan te kunnen, de schok te verwerken, de verandering ongedaan te maken, de volwassene herinnert zich het kind, toch is dit geen afwijzing van wat gebeurd is, op een bijzonder plastische wijze verwoordt De Wit de spinozistische paradox van vrijheid in bepaling:
waarom is het voor vogels zo gemakkelijk door de kier naar binnen te vliegen daar gevangen te raken ? alsof het open raam na binnenkomst verdwenen is
De gevangenis moet niet noodzakelijk negatief gelezen worden (we zouden er ook de parabel van de schaduwengrot aan kunnen toevoegen), het beeld is tevens een aanvaarding van wat gebeurt, verandert, beweegt – de ruimtelijkheid van de kamer is die van het lichaam – de zin ligt in het ding zelf geborgen, zoals het systeem (Google) over zichzelf moet denken ; ‘de liniaal meet vooral zichzelf / stopt niet met meten als je hem in een lade legt’ – de wereld bestaat ook zonder het observerend subject en wat de oplossing voor het leven is, weer geeft Dorien de Wit ons een ruimtelijk, verrassend, beeld (om iets te verklaren is het beeld van ruimtelijkheid altijd inzichtelijk), vrijheid is in een spie gelegen :
ik beschrijf het huis van vroeger maar beschrijf er net naast
het verschil is haast groot genoeg voor een mens om in te wonen
, de laatste woorden van de bundel. Zoals Slauerhoff in zijn woorden wilde wonen, zo De Wit in de vrijheid die de mens zichzelf geeft : het beschrijven is het bewustzijn en dat kan voor het ik vernietigend én verheffend zijn – maar de dichter maant ons toch door het woord ‘haast’ te gebruiken voorzichtig te zijn. De ruimte is niet groot.
Wat doet een lezer na het lezen van een grootse bundel ? Hij maakt een diepe buiging.