les abstractions drolatiques_het boek

door johan velter

In 1565 verscheen bij Richard Breton te Paris het boek ‘Les songes drolatiques de Pantagruel’. Ook al brengen de getekende figuren zijn leefwereld in beeld, toch heeft François Rabelais met deze tekeningen en dit boek weinig te maken. Er is lang gespeculeerd over de betekenis van dit boek en nu nog zijn niet alle verklaringen even bevredigend.

Op de titelpagina liet de uitgever drukken: ‘pour la recreation des bons esprits’.

In 2009 verscheen bij uitgeverij Sfcdt, gevestigd in Monomotapa, ‘Les abstractions drolatiques’. De 120 tekeningen uit 1565 werden, ’pour les amateurs’, naar de 21ste eeuw overgebracht. Dit boek verscheen in een oplage van 126 exemplaren en kost 25 euro.

Men beweert dat de auteur van ‘Les songes drolatiques’ een modellenboek heeft gepubliceerd. Toch lijkt dit te min. De vormen hebben niet alleen een decoratieve functie, maar ook een betekenis. Hij wilde hekelen: nonnen, paters, priesters, machthebbers, gierigaards, verkwisters, oude vrouwen, jonge vrouwen, dwaze mannen, protserige mannen: iedereen kon de ander in een of ander beeld wel herkennen. Van sommige prenten kun je de geur ruiken. De prenten klagen aan maar lachen ook. De lach is het leven aanvaarden.

De abstracte kunst is een heilige kunst. Ze staat los van het vuile leven. Ze is zuiver. De lijnen zijn recht, de kleuren helder en eenduidig. De paradox is dat velen menen dat abstracte kunst gelijk staat met wiskunde en wetenschap. De bronnen van het abstracte zijn echter te vinden in bizarre geloofsvormen. Malevitsj had eigenaardige opvattingen. Mondriaan was een adept van Blavatsky.

Toch kan er ook een andere abstracte kunst bestaan: die van het leven, een abstract realisme. Er zijn kronkels, er zijn doorhalingen, de hand is zichtbaar. Er zijn draden die haren kunnen zijn. Of slijm. Hoe duidelijk kan abstracte kunst de wereld onderuit halen? Hoe ver kan de abstractie gaan zodat het realisme terug zichtbaar wordt?

De auteur van ‘Les abstractions drolatiques’ heeft op elke prent uit de 16de eeuw een antwoord getekend. Hij deed dit door details over te nemen, door een houding te imiteren, te parafraseren, een mentaliteit te beamen. Sommige prenten verwijzen naar modernistische kunstenaars. Bij andere had de auteur bepaalde personen en/of situaties voor ogen. Soms vertekende hij de vormen van de 16de naar de 21ste eeuw. Soms bekoorde hem een onooglijk, niet meer te achterhalen detail. Een stofje, een vliegje. Een mug die er moest zijn of niet zijn.

Voorbeeld 1. De reeks van de 21ste eeuw begint met een zelfportret. In de zestiende eeuw is de figuur nauwelijks zichtbaar, toch is hij strijdvaardig en gaat hij eensgezind met zijn instrument (zie de riem) de vijand tegemoet.

Image001
Image002

Voorbeeld 2. Prent 105 uit 1565 toont een hybride wezen dat op een boom rust. Het wezen is de klepel, de klok wordt door de klepel en een tak van de boom in evenwicht gehouden. De boom is meer dood dan levend. Wat wil dit zeggen? Wil men dan toch een eenduidige verklaring? Toch komt deze vreemdheid ook ons bekend voor. Dit is geen staatsieportret. Wat kan er in de 21ste eeuw nog gebeuren? Is dit een boom? Dan toch een boomportret van Samuel Beckett. En wat doet die rare structuur daar hangend in de lucht? Heeft die dan geen behoefte aan een steunpunt, een cartesiaans standpunt? Hangt er een pijl in die boom? Willem Tell? Of is William S. Burroughs gepasseerd? Is dit wel een boom? Is dit geen abstracte onthechtheid?

Image003
Image004

De 21ste eeuw toont de versplintering, de keuze, de wankelmoedigheid. De prenten tonen wat ze zijn. Zo bevat elke bladzijde een tweede waarheid die –in tegenstelling tot de oppervlakte- er niet is.

Soms is het om te lachen, soms om te huiveren. Altijd ernstig. In de 21ste eeuw ‘Pour les amateurs’, in de 16de eeuw ‘Pour la recreation des bons esprits’.

   

Bibliografie.

‘Les songes drolatiques de Pantagruel ou sont contenues cent vingt figures de l’invention de maitre François Rabelais copiées en fac-simile par Jules Morel sur l’édition de 1565, pour la récréation des bons esprits, avec un texte explicatif et des notes par le Grand Jacques’ (Chez les bons libraires, 1864)

‘Les songes drolatiques de Pantagruel’, introduction de Michel Jeanneret (Droz, 2004)

‘Portrait des mouches : sur Les songes drolatiques de Pantagruel’, Pierre Jourde (L’archange minotaure, 2007)

Renaissance et modernité du livre illustré : ouvrages remarquables de la collection Jean Bonna (Cabinet des estampes du Musée d’art et d’histoire, Genève, 2007)

(‘Pour ce que rire est le propre de l’homme’)