het gebedenboek van karel de stoute: antoine de schryver (4)

door johan velter

Sint-antonius

Het boek van Antoine de Schryver is gebaseerd op een ‘administratieve vondst’. In de boekhouding van de Bourgondische hertog Karel de Stoute, vond hij rekeningen op naam van Lieven van Lathem en Nicolas Spierinc. In de rekeningen staat niet zwart op wit vermeld voor welk boek de illustrator en de kalligraaf betaald werden. Er wordt wel opgesomd dat er zoveel betaald is voor zoveel miniaturen, zoveel voor x aantal randtekeningen, enz. De Schryver zocht welke boeken in aanmerking konden komen en op basis van tellingen en ‘waarschijnlijkheden’ is hij bij het getijdenboek van Karel de Stoute terecht gekomen.

Hij zocht de biografische elementen van beide kunstenaars op – deze enkele bladzijden zijn jaren van opzoekingen geweest. Hij vermeldt bijvoorbeeld in welk huis Nicolas Spierinc in Gent gewoond heeft en dat hij als gevolg van baldadigheden uit de stad verbannen werd. De Schryver beschrijft ook de ontstaansgeschiedenis van het boek zelf, hoe de samenwerking tussen beide kunstenaars verlopen is, welke rol de opdrachtgever speelde.

In een eerste fase heeft de kalligraaf zijn werk gedaan, in een tweede periode voegde Van Lathem de miniaturen toe. Er is echter meer dan een hand te traceren. De Schryver duidt minutieus aan welke prenten en randen dat zijn. Het kerngedeelte van het boek bevat – en dat is uitzonderlijk- geen verwijzingen naar Karel de Stoute. Dit betekent waarschijnlijk dat dit gedeelte al bestond nog vooraleer er een opdracht gegeven werd. Dit was m.a.w. een pre-kapitalistische werkwijze: men wachtte niet op een opdracht maar maakte reeds prenten om een potenti?le koper te verleiden. Om het boek aan de hertog te dedicaceren werd een tweede campagne opgezet waardoor het boek uitgebreid werd. Nu bevatten de prenten wel directe verwijzingen naar de opdrachtgever en zijn patroonheilige Sint-Joris. De eerste prent roept reminiscenties op aan het beeld van Gérard Loyet dat bewaard wordt in de kathedraal van Liége: de heilige presenteert de geknielde hertog. Het beeld is het model voor de prent geweest. In deze campagne werden nog veertien miniaturen toegevoegd waarvan het auteurschap onduidelijk is. Waarschijnlijk heeft Van Lathem ze aangezet en hebben anderen die uitgewerkt. We zien hier een veel lossere schilderwijze, net alsof de kunstenaars – zegt de auteur- gehaast waren. Maar tijdsdruk bepaalt zo’n stijl niet.

Een detail: nog wordt op scholen geleerd hoe de monniken prachtige miniaturen maakten en hoe het dagelijkse werk uit het handschrijven bestond. Hier wordt het tegenovergestelde aangetoond: de kracht, de creativiteit, de vaardigheid waren lekenactiviteiten.

In dit boek toont De Schryver aan hoe de Brugs-Gentse school van de randdecoratie ontstaan is en tegelijkertijd relativeert hij die roem: andere centra waren er ook. Dit gebedenboek is fascinerend omdat zo’n grote verscheidenheid én innovatie aan randdecoraties getoond wordt: de kunstenaar toont wat hij kan. De randen wemelen van antropomorfe figuren, bijbelse scènes, vogels, al dan niet geabstraheerde planten, engelen. Maar ook zijn er ‘zwarte’ randen die bijna volledig geabstraheerd zijn waardoor de lichtkwaliteiten van de prent extra benadrukt worden. Deze randversieringen liggen aan de basis van de trompe-l’oeil-effecten van de Gents-Brugse school.

Antoine de Schryver vermeldt bij een aantal prenten de ‘provenance’ van het beeld. In een paar gevallen kan hij verwijzen naar Van Eyck. Fascinerend is te zien hoe de miniaturist het beeldprobleem oploste: de olieverfschilderijen die een grotere oppervlakte hadden moesten naar een kleine oppervlakte overgebracht worden; het verticale moest in een horizontaliteit gevat worden; de zucht naar detaillering moest nu meer gesuggereerd worden; de ‘magnificence’ werd getoond door de verbeeldingskracht van de kunstenaars.

(illustratie: fol. 33r: De verzoeking van Sint-Antonius. De trap tussen de rotspartijen links leidt naar twee scènes uit het leven van Sint-Antonius. Dat de vrouw die de heilige komt bezoeken en drinken aanbiedt, vals is, is aan haar voeten te zien. De randversieringen zijn hier niet kleurrijk maar een grisaille-vorm op een bruine ondergrond. De negen scènes zijn met elkaar verbonden door plantmotieven. De agressiviteit spat van de bladzijde.)