14 – 0
Omdat zowel Christophe Van Gerrewey als Yannick Dangre volgens ‘Das Magazin’ tot de veelbelovende schrijvers behoort, zond DM een niet al te snuggere journaliste op pad om beide schrijvers te interviewen, nog goedkoop ook – voor de andere schrijvers moest ze de grens oversteken of de telefoon nemen (24 mei 2014).
(Een tijdschrift, overigens, dat zich volgens de zogenaamde Vlaamse centrale catalogus niet in Vlaamse bibliotheekcollecties bevindt, zegt iets over de alertheid en de dienaangaande arrogantie van de Vlaamse bibliotheekwereld.)
In het ‘interview’ wordt Van Gerrewey tegenover Dangre gezet. De eerste staat voor een reflectieve literatuur die zich verhoudt tot de literatuurgeschiedenis en de wereld. De tweede staat voor een consumptieve literatuur die de lezer wil bedienen. De replieken van Dangre zijn nogal tragisch omdat hij niet beseft hoe hij een product van de consumptiemaatschappij is en zichzelf voorstelt als een specimen met eeuwigheidswaarde. Wat hij verkondigt is wat de eerste de beste gerant van een warenhuis vertelt. Wanneer het wat moeilijk wordt, is zijn reactie dat ‘de lezer daar niets aan heeft’ – vanwaar hij die kennis haalt, wordt niet duidelijk gemaakt. Dangre zit in het winkelparadigma: hij schrijft voor lezers, hij bedient zijn lezers én hij wil zichzelf en hen niet confronteren met een afwijkende mening of poëtica (een commerçant heeft geen eigen mening en geeft iedereen gelijk). Volgens hem is het nutteloos dat een schrijver zijn poëtica expliciteert en die vergelijkt met andere al dan niet hedendaagse schrijvers. Dus is het ook niet te verwonderen dat Dangre zich terugtrekt in de psychologie en die verheft tot eeuwigheid. Zijn perspectief is dat van de katholieke kerk: ‘Ik denk dat mensen zich al tweeduizend jaar [sic] hetzelfde voelen, maar dat de omstandigheden gewoon anders zijn.’
De mens, niet als abstracte eenheid maar als sentimenteel snoepje, wordt in de plaats van de literatuur gesteld.
(Naar eigen zeggen leest hij zo goed als alles van zijn generatiegenoten maar toevallig nog niets van Van Gerrewey, wiens eerste roman in 2012 verschenen is, en er was al eerder literatuur van hem uitgegeven.)
Zo meent Dangre ook dat een recensie ‘objectief’ moet zijn (maar het is onduidelijk uit welke context hij dit begrip gehaald heeft) en geen contramine mag bevatten. Wat hij voorstaat, is wat reëel gebeurt: er verschijnen geen recensies in kranten en weekbladen. Men houdt zich bezig met voorbeschouwingen, interviews en oppervlakkige juichkreten. (Waarom zegt niemand dat ‘Monte Carlo’ van Peter Terrin de helft te lang is, dat hij te weinig te vertellen heeft om van een roman te mogen gewagen, dat hij weliswaar zinnen kan schrijven maar geen betoog kan houden?) Dangre zet zich in de plaats van de lezer, of ook nog van ‘de gemiddelde lezer’ om het nadenken over literatuur af te wijzen. Daarmee versterkt hij de huidige kapitalistische ideologie: elk boek moet als een afzonderlijk product in de markt gezet worden. Als er een verwijzing naar een ander boek gemaakt mag worden, dan enkel om de verkoopcijfers te doen stijgen. Driestuiversromannetjes worden als literatuur gepresenteerd – de valsheid toont zich ook in de uitgeverspraktijken die pseudo-gebonden boeken op de markt brengen.
Dangre is een hedendaagse, Christophe Van Gerrewey een moderne schrijver.
(Wie nog overtuigd moest worden van de socio-artistieke onzin, kan vanaf nu terecht bij de nieuwe Gentse stadsdichter, David Troch. Hij heeft een gedicht geschreven ‘gent en ik’ dat volledig rond zijn eigen ego geschreven is en waarvan hij hoopt dat het vertaald zal worden. ‘Ik roep iedereen op om mijn eerste stadsgedicht te vertalen!’, krijst hij uit in het nieuwe nummer van het stadsmagazine. Hij verklapt ook al gedeeltelijk wat hij van plan is: ‘Onder de noemer ‘Stadsdichter houdt spreekuur’ geef ik her en der mensen met fysieke en mentale klachten poëtisch advies. Ik werk ook aan een sonnet. Die dichtvorm telt veertien regels, evenveel als het aantal deelgemeentes van Gent.’ Kwakzalvers aller landen, Gent is uw stede. Zou men SKEPP niet moeten inlichten over deze onzin? (Maar in een land waar homeopathie door de socialistische ministers als wetenschap aangediend wordt, kan het volksbedrog zich als een olievlek verspreiden.) Lees nu wat voorgesteld wordt als poëzie: ‘op schoolreis leerde ik u kennen als tuig / dat allemans armen en benen uit wou rekken. / terstond stopte ik met groeien. / zo perplex was ik. // maar ook ik speelde de / verbeelding van het kind /kwijt en keerde koen en / onverschrokken naar u terug. / ik deelde dorst en honger, botste / aan een schoolpoort // tegen een geweldige liefde op. zo / wist u mij te strikken. / toch durfde ik niet te stellen dat ik / mijn laatste woorden / lukraak bij u neerleg. ik ben vaak / van u weg.’ Omdat er geen literatuurkritiek is, kan deze onzin verspreid worden; wordt deze loze woordenkramerij gedoogd.)