zwatelen met zl – gerrit komrij (2)

Nog altijd is het een oude gedachte : de biografie van iemand te schrijven en enkel die bronnen te gebruiken waarin hij niet vernoemd wordt. Zo doet Arie Pos het niet in het laatst verschenen nummer ZL, nummer 4, volume 21, jaar 2022, een nummer dat de abonnees ontzegd wordt, de maffiapraktijken van AUP bevestigend, medeplichtigheid van Abonnementenblad, het zwijgend goedkeurend oog en oor van de redactie, ik spreek hier enkel over het ‘gratis nummer’ dat op de website van AUP te vinden is, voor de tijd dat het duurt natuurlijk. De papieren editie wordt naar Turkije gestuurd om daar de daklozen een hoedje van papier te geven.
Zo’n project heeft Arie Pos niet overwogen, al is ook hij komisch, bij de ‘personalia’ wordt vermeld dat hij de auteur is van De wording van Gerrit Komrij (2022), een biografisch portret over de periode 1968-1963’, een achterbakse periode dus, uiteindelijk is iedereen geboren. Hij vertelt oppervlakkig over de jaren die Komrij in dienst van Girodias stond, de uitgever van de Olympia Press – van deze episode is niets te vinden in het standaardwerk The good ship Venus : the erotic voyages of the Olympia Press (1994) van John de St Jorre, niet gekend door Pos. Volgens Pos was Komrij enige tijd ‘redacteur’ en werkte hij heel hard, ja hard, werkte Komrij hard maar verneemt de lezer daarvan weinig. Volgens Pos is de dichtbundel Alle vlees is als gras, of Het knekelhuis op de dodenakker (1969) (dit themanummer bevat geen uitputtende bibliografie, daarmee de dood al aankondigend) in ‘Meulenhoffs fraaie Ceder-reeks’ (4) uitgegeven, de Ceder-reeks was helemaal niet zo fraai, wel was de Ceder-editie zeer fraai, maar in die reeks is Komrij niet gepubliceerd. Ook worden titels van boeken van Christopher Logue verkeerd opgenomen : correct is Count Palmiro Vicarion’s book of bawdy ballads (en niet Book of bawdy ballads) en Count Palmiro Vicarion’s book of limericks (en niet Book of limericks). In een opsomming van titels die door Girodias werden uitgegeven schrijft Pos ‘[the [sic] Naked Lunch’ – vanwaar die ‘The’ en dus die ‘sic’ komt is volstrekt onduidelijk, maar is overgenomen van een bron die Pos niet wil noemen. Het succes van de Olympia Press wordt toegeschreven, door Pos, aan o.a. ‘de duizenden Amerikaanse zeelieden en in Europa gestationeerde soldaten die op weg naar huis Parijs aandeden.’, we spreken van de late jaren 50 en het is een kenmerk van Amerikaanse zeelieden dat ze fel in literatuur geïnteresseerd waren en zijn. Gelukkig vermeldt Pos hiervoor geen bron , indien wel, hadden we hem een bron moeten vragen. ‘My friend the wind will tell me a secret.’
Het Nengels blijft voor Pos een wankel evenwicht : zo wordt Girodias ‘the Prince of Porn’ genoemd maar ook ‘de Lenin van de seksuele revolutie’ – dit laatste enkel in de Lage Landen ? Nee, in het Engels is dit ‘Lenin of the Sexual Revolution’, Pos heeft dan toch de achterflap van The good ship Venus gelezen. Komrij speelde een liefdesbriefjesjongen tussen Girodias en Nederlandse schrijvers om pulp en mindere pulp in het Nederlands te vertalen, dat gaf veel kopzorgen en weinig baat. Dat de erotiek en erotische literatuur steeds aan de linkse kant stond, de bevrijding nietwaar, moet toch sterk genuanceerd worden. In dit artikel een zoveelste voorbeeld van het tegendeel én een goedpratende Arie Pos : Willem W. Waterman [pseudoniemen waren Willy van der Heide en Sylvia Sillevis] was een broodschrijver bij ‘het satirische tijdschrift De Gil, dat zich voordeed als verzetsblad maar door de Duitse bezetter was opgezet om de geallieerden belachelijk te maken. Na de oorlog zat hij drie jaar vast voor vermeende collaboratie, […].’ – vermeende collaboratie ?, waarom wil Pos die wel zeer duidelijke collaboratie vergoelijken ?, de man werd niet tijdens een proces veroordeeld maar kreeg wel 10 jaar publicatieverbod. Dat, gezien de aversie van Komrij voor esoterie, Girodias na zijn mislukte uitgeversavonturen in eroticis, zich wendde tot de esoterie, is de zoveelste klucht van de geschiedenis maar ook de tragiek : hoe erotiek en esoterie bij zwakbegaafden met elkaar in verbinding staan. In een voetnoot (24) vermeldt Pos dat De Bezige Bij ‘een kortstondige reeks zogenaamde ‘Doosboeken’ uitgaf – dit waren ‘eksklusieve boeken in eksklusieve vorm’ – met Mijn moeder van Georges Bataille en Zeldzaam en gezocht van erotica-antiquaar Armand Coppens en in 1970 een even kortstondige ‘Porno-bibliotheek’ met onder meer Pour Delphine van Chris Yperman, […].’ – aan wat Arie Pos gezogen heeft, weet ik niet maar beide reeksen hebben nooit bestaan en Zeldzaam en gezocht is geen boektitel van Coppens.
Amusant en typisch Boris Rousseeuw, de drukker-uitgever die nu zo lijdt, is zijn artikel over de samenwerking met Komrij, al is er niet zo heel veel werking geweest, Komrij, de notoire luiaard, niet uit antikapitalistische (of antigemeenschaps-)overtuiging, maar louter en alleen uit onanerende arrogantie. Hij heeft enkele werkjes met Komrij uitgegeven maar hij heeft mij ooit ook verteld dat eens Komrij gestorven was, de Komrij-markt in elkaar stuikte – dat verhaal wordt bevestigd door het oppervlakkig artikeltje van David Veltman die over de Bubb Kuyper-veiling van Komrij’s boeken vertelt, een teleurstelling wat het aanbod en een teleurstelling wat de baten betrof, en veel boeken werden weer op transport naar afzender gezonden. Een aantal keer heb ik Komrij als ‘bibliofiele koper’ meegemaakt, wat ik zag was het grauwe bestaan, smaakloosheid, hebberigheid, krenterigheid, regelrechte onnozelheid – de boekenveiling was dus navenant. Dat Bubb Kuyper de boeken nog wat trachtte op te waarderen door een kleine boeksticker (niet authentiek !) in de boeken te kleven, maakt alles nog schrijnender en klefferiger.

Zo kwam, geheel onverdacht, zo’n exemplaar hier binnen, Charles Cros, Tristan Corbière, Oeuves complètes, Plèiade, ongetwijfeld door Komrij zelfs niet doorbladerd.
Een ‘artikel’ zonder auteur heeft het over de Herik-bundel Tequila sunrise van Gerrit Komrij. Het Literatuurmuseum kreeg 6 tekeningen (van de 11) die in het boek gebruikt werden en die worden hier getoond, men doet alsof het om een facsimile-uitgave gaat, natuurlijk weer gelogen – zelfs voor Komrij zijn de gedichten hier bijzonder lelijk weergegeven, een dubbele interlinie die alleen maar lucht bevat. In de ‘inleiding’, ongetwijfeld van Bertram Mourits als het al niet Patrick Demompere was, wordt dit een ‘bijzondere uitgave’ genoemd, de Zwarte reeks van Herik is een belangwekkende reeks maar zo bijzonder was deze uitgave nu ook weer niet, een oplage van 598 exemplaren (in 2 oplagen, de tweede oplage gemerkt met een nummer + accentteken, maar er is eigenlijk geen sprake van een tweede oplage, de oplage was 598 exemplaren, de nummering slechts verdeeld), prenten die offset gedrukt zijn en het boekje is niet meer bijzonder dan de andere in die reeks – ik wil het werk van Jo Peters niet naar beneden halen, maar men moet eerlijk blijven. Van de bundel worden dus 6 prenten getoond met de overeenkomstige 6 gedichten van Komrij – men had toch wel moeite mogen doen om de samenwerking van beeldend kunstenaar, Hans Giesen, en schrijver te duiden, niet alleen in dit werk maar ook als onderdeel van de Zwarte Reeks ; ook de eigenaardigheid dat de reeks prenten een eigen titel heeft (In een ander land) en dus de indruk geeft apart te staan maar toch zeer nauw de tekst volgt – of is het omgekeerd ? – had enige uitleg verdiend. (Maar meen je dat ? Moet er dan gewerkt worden ?) De taak van een museum is om uitleg te geven, om kennis te verspreiden, blijkbaar is dat Literatuurmuseum geen museum maar een evenementenhal. Een kenmerk van de Zwarte reeks was dat er drie kunstenaars aan bod kwamen, de schrijver, de ‘illustrator’ en de vormgever (hier was dat Lex Reitsma), – die laatste wordt natuurlijk niet vernoemd, plebs, en het werk dat hij gedaan heeft voor Herik wordt ook niet overgenomen door de ZL-Plopsalandredactie – het moet geestig blijven. Er is uiteraard geen analyse van de gedichten gemaakt – het ezeldom spreekt voor zichzelf.

Maar kijk eens daar, Bertram Mourits heeft dus weer toegeslagen. In het gedicht ‘Boven noch onder’, begint de derde strofe in de Herik-editie zo:
‘Ik schoot de ruimte in – een projectiel –
Als ik bewust ondersteboven hing.’
De ZL-versie luidt:
‘De scheet de ruimte in – een projectiel –
Als ik bewust ondersteboven hing.’

In het gedicht ‘Ascetisch’ staat in de Herik-versie als laatste regel : ‘Wat een motorisch mondig lid is dit.’ (lid, als het geslacht van de ezel) – de ZL-pastoorsversie maakt daarvan : ‘Wat een motorisch mondig lied is dit.’
Volgens Bertram Mourits behoorde Komrij tot ‘de venijnigste polemisten uit het Nederlands taalgebied’ en in het artikel ‘Gerrit Komrij stapt naar de rechter’ geeft hij de bevestiging van het valse nichtschap. Ook hier wordt géén onderzoek gedaan naar de controverse ‘Komrij die Mohammed Rasoel is en door Teun van Dijk ontmaskerd wordt’, deze laatste werd door Komrij voor de rechter gedaagd – een ernstig onderzoeker zou het onderzoek van Teun van Dijk geanalyseerd hebben en zo eindelijk tot een afsluitende conclusie gekomen zijn, de computerprogramma’s die stijl kunnen herkennen zijn nu toch al gesofisticeerder dan in 1990 ? – nu blijft alles weer in het ijle hangen en wordt Komrij ‘beschermd’ – dat de redactie zwijgt over het valse nichtschap en de relnichterigheid van Komrij en zijn beschuldigingen tegen Dirk van Bastelaere blijft merkwaardig vals. Dat Komrij gepoogd heeft Teun van Dijk te ontslaan, wordt afgedaan als een fait divers, maar behoort wel tot het ‘wezen’ van Komrij, Berufsverbot afroepen is een fascistische handelswijze. Er is dan nog een poging om Komrij als een dichter voor te stellen, zijn gedicht ‘Mijn minnaars’ wordt op fotografisch pseudo-bibliofiel papier afgedrukt – wat een kitscherigheid, geheel in dienst van de nichterigheid.
Dan is er nog, als afsluiting, een grap van Bertram Mourits, die het heeft over ‘briefpapier van Gerrit Komrij’ en daarvan 1 leeg blad toont (Olympia Press Nederland, johannes verhulststraat 173 amsterdam tel. 020|790654) en op de volgende bladzijde het briefpapier van Three Lions Publishers in New York. Welke betekenis moeten we hechten aan deze diepzinnige inzichten, dit zware intellectuele werk, deze noeste arbeid ?
Wetenschap is voor Bertram Mourits c.s. ? Hersenloze bladvulling, men neemt een varkenskop en men vult het met reuzel, men zoekt zich een roze strik, twijfelt of men die rond de eigen nek zal strikken of rond dat van het varkenshoofd en presenteert zichzelf aan het volk ‘Ici : cochonnerie’.