het slinkse – elisabeth tonnard toont
door johan velter
Een foto met onderschrift, tekst en beeld zouden moeten gelijk zijn, elkaar verklaren (beeld is nooit genoeg – beeld zonder taal is slechts oppervlakte), zoveel keer is dat niet het geval. Hoeveel keer is er al geen Palestijns-islamistische opstand geweest? Telkens wordt een bende straatjongens gefotografeerd, de fotograaf zit op zijn hurken zodat hij zijn toestel naar boven kan houden, de massa weegt zwaar, en zo kan hij verbergen dat er na de eerste, ten hoogste tweede, rij alleen maar lucht te zien is; het Palestijns-islamistische volk bestaat niet uit vrouwen, alleen uit kinderen en soms wel eens een jonge man die op weg naar de ondergrondse tunnels voor de wapentrafiek mee in het vizier genomen wordt – de islamistische propaganda wordt gretig door het Westen overgenomen.
Elisabeth Tonnard heeft in 2018 een reeks Indirections opgestart, er zijn al 8 afleveringen verschenen. Het zijn pamfletten die antipamfletten zijn, zowel inhoudelijk als vormelijk. Pamfletten hebben vluchtigheid als kenmerk, ze reageren snel op een kwalijke zaak, ze moeten chargeren en bitter zijn. Ze klagen aan en ze geselen, pamfletten zijn luidruchtig en gericht op één zaak. Niet bedoeld voor de eeuwigheid of te behoren tot het establishment, worden ze veelal op slecht papier vervaardigd.
De pamfletten van Tonnard zijn esthetisch verzorgd, hebben een anormaal formaat, 14 x 29,5 cm, en zijn op zwaar papier (karton) gedrukt, ze hebben een cultuurfilosofische, maatschappijkritische inslag, niet een concrete zaak wordt aangeklaagd, wel de onmacht om tegelijkertijd te kijken en te lezen, te begrijpen dus. Ze zijn niet pamflettair, spreken op een ingehouden toon van onjuistheden, niet door te verklaren of te argumenteren, niet door te zeggen hoe het anders moet, maar door te wijzen: ‘dit is’. Soms is wijzen meer dan genoeg. Opengevouwen meten de pamfletten, 42 x 29,5 cm, het blad is in 3 gevouwen. Op de eerste pagina, dus de buitenzijde die als omslag gelezen kan worden, bij Elisabeth Tonnard wordt het boek als vorm ook steeds weer ‘getoond’, staat een Engelse tekst (al dan niet vertaald uit het Duits of het Nederlands), het ‘bijschrift’ wordt hier gepromoveerd tot titel. We slaan de bladzijden open en we krijgen een foto met grote korrel te zien, geen bijschrift – de foto is danig banaal, we zien mensen, kinderen soms, we staren ons letterlijk blind, want weten niet goed wat we zien – soms kunnen we door de kledij een tijdsperiode vermoeden, maar zeker weten we niet; de personages hebben niet noodzakelijk een naam en als ze een naam hebben, dan betekent dit nog niets, waar de foto genomen is, is onduidelijk, zelfs als de stad of het dorp genoemd wordt – elke plaats is Elckeplek, elke mens is Elckerlijc, abstract en onbestaande, dus dicht bij ons – en we grijpen terug naar de woorden op de keerzijde en bijna zijn we verloren, zijn deze woorden de verklaring van het beeld? Hebben de woorden iets met deze foto, deze mensen te maken?
Nemen we het eerste pamflet. De woorden: ‘The children found a loving environment in this kindergarten built by Treptower communists on Kiefholzstraße.’ – het zou toch duidelijk moeten zijn dat niet alleen de omgeving vrolijk is, maar dat de kinderen dat ook zullen zijn. De foto, grijs en als een krantenfoto vergroot, toont ons 7 kinderen (van alle tijden) rond een tafel, waarop in het midden een arme plant staat, de kinderen ‘spelen’, ze hebben iets voor zich of in hun handen, ze kijken naar een volwassene, ze werden gezegd dat ze moesten opkijken, niet werd hen gezegd ‘wees gelukkig’, wel is dit de boodschap voor de volwassenen. De klungeligheid van fotograaf en journalist is verbazingwekkend: zien ze dan niet zelf dat wat ze tonen en schrijven aan elkaar tegengesteld is? Antwoord: nee, dat zien ze niet, dit is nl. de ideologische verblinding.
Dit maakt Elisabeth Tonnard ons duidelijk: er is een kloof tussen de beelden en de woorden. En er is triestheid, de eenzaamheid van de mens die zichzelf wil zijn, die zichzelf wil overstijgen en daarom de meest achterlijke dingen uitspookt. Nummer 8: ‘A (perhaps the) highlight of the show are Tonnie and Tootsie.’
En we zien sukkelaars die zich nauwelijks moeten verkleden, de grappige medemens. Er is een kloof tussen het ik en de wereld: wie de anderen als buitenstaander bekijkt, veroordeelt zichzelf tot observeren – en dus tot hoofdschudden. Het beeld nodigt uit om te observeren, het beeld staat altijd buiten ons. Het woord zegt te verklaren, zegt te wijzen – en doet het niet. Hoe komt het dat vrolijkheid een verplichting geworden is, en dat de mensen die verplichting niet kunnen tonen? Dat geluk niet ligt in wat getoond en gezegd wordt? De taal en het beeld zijn complotteurs, beide bouwen mee aan een ‘ideale’ wereld en beide verraden elkaar. We leven in een valse wereld.
[…] details about the pamphlets can be found here. Johan Velter recently wrote about the series in this post on his blog (in […]